» In Oost-Europa is veel veranderd, maar weinig verbeterd

MIDDELHARNIS – SGP-jongeren Flakkee organiseerde woensdag 2 april een avond met als thema ‘Oost-Europa: Gevaar of aanwinst?!’. De spreker op deze avond was dhr. D. Vroegindeweij. Hij besprak tijdens deze avond de situatie in het Oostblok voor en na de omwenteling in 1989.

Aan de orde kwamen onder andere de corruptie, de politiek en de toestroom van Oost-Europeanen om in West-Europa te komen werken. De conclusie van dhr. Vroegindeweij, secretaris van de Stichting Hulpverlening door Christenen in Roemenië (HCR), was: “Oost-Europa: ik zie de winst niet, maar wel het gevaar!”.

Voor de omwenteling in 1989 was er erg weinig bekend over de Oost-Europese landen, die ‘landen achter het IJzeren Gordijn’ werden genoemd. In deze landen was voor de Tweede Wereldoorlog nog geen communisme. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen er echter een aantal dictators aan de macht. In West-Europa kwamen wel wat berichten binnen over de Oost-Europese landen, en er werd ook vaak voor deze landen gebeden in de kerken. Maar de berichtgeving was erg weinig, en als er berichten kwamen, kwamen deze vaak erg laat. Veel is hierdoor pas na de val van het communisme in 1989 bekend geworden. Polen was het eerste land waar het communisme haar invloed verloor, zij kregen in augustus 1989 een democratisch gekozen premier. Toen ging het allemaal erg snel in ‘de landen achter het IJzeren Gordijn’. Op Eerste Kerstdag ’98 werd de Roemeense dictator Nicolae Ceauşescu samen met zijn vrouw Elena geëxecuteerd.

Het communisme is nu wel verdwenen in het Oostblok, maar de gevolgen van het communisme zijn nog steeds merkbaar in deze landen. Er zijn nog steeds veel te weinig artsen en medicijnen. Veel huizen zijn niet geïsoleerd, terwijl men daar te kampen heeft met zowel extreme warmte als extreme kou. Mensen met een handicap worden geminacht. Verder worden al deze landen nu nog steeds gekenmerkt door een slechte infrastructuur. Ook heerst er grote armoede en is er veel drankmisbruik. Sommige scholen kunnen beter bouwvallen genoemd worden en water moet vaak bij de dorpspomp gehaald worden. Kinderen moeten soms bedelen omdat er anders geen geld is voor eten. Verder kunnen er ook ratten wegens slechte bouw in flats voor komen. Het leven is er dus verre van aangenaam.

Roemenië, waar de avond vooral op toegespitst werd – “de situatie is daar op de meeste punten die we behandelen gelijk als in de rest van Oost-Europa” – heeft een mooie en ongerepte natuur. Eén vierde deel van Roemenië is bebost, in deze bossen komen bruine beren voor en herten. Verder komen er in de delta van de Donau grote kolonies pelikanen voor. Roemenië, dat acht keer groter is dan Nederland, heeft “slechts” 21,5 miljoen inwoners. Er heerst een enorme tegenstelling, het land is rijk aan bodemschatten, maar men mist de kennis en apparatuur om deze bodemschatten te delven en er handel mee te drijven. Tijdens de dictatuur van Nicolae Ceauşescu was het wel mogelijk om zijn paleis te bouwen. De dictator en zijn vrouw baadden in ongekende luxe, terwijl het volk omkwam van ellende. Dit indrukwekkende paleis is helemaal gemaakt met behulp van grondstoffen die in Roemenië gedolven zijn. Maar het lukt de Roemenen niet om grondstoffen te delven en daar handel mee te drijven.

De overheid was ten tijde van het communisme de absolute baas. Dictator Ceauşescu zelf bepaalde zelfs hoe warm de flats gestookt werden. Dat was op den duur slechts 12˚C, zelfs bij een buitentemperatuur van -20˚C. Corruptie komt voor in alle lagen van de bevolking. Zo waren er lange rijen met wachtende mensen bij winkels. Veel winkeliers maakten misbruik van de macht die ze hierdoor kregen. Ook bij het aanvragen van een bouwvergunning, verwachten ambtenaren van je dat je ze wat geld toeschuift. De corruptie is er een onderdeel van de samenleving geworden. Er gaan heel veel mensen onder gebukt, ook al zeggen de overheid en de Europese Unie nu dat de corruptie teruggedrongen is. Maar dat is te betwijfelen. De overheid doet zelf aan corruptie, denk bijvoorbeeld aan de politie in die landen.

In de politiek is er veel veranderd, maar weinig verbeterd. De politiek is erg onstabiel, regeringen vallen vaak erg snel. De overheid is corrupt, en heeft geen duidelijk beleid. De omwenteling werd vooral in gang gebracht door de jongeren. Ze werden door televisiezenders vertrouwd gemaakt met de popcultuur van het westen, waardoor ze een hekel kregen aan het communisme. De meeste jongeren hebben een diep wantrouwen tegen de staat. Deze jongeren zijn de nieuwe leiders geworden, en gooien alles overboord. Ze willen direct een vrije markteconomie, naar Amerikaans voorbeeld. Men ging in de meeste Oost-Europese landen direct van communisme naar kapitalisme. Maar hierdoor ontstond een razendsnelle geldontwaarding, en veel mensen verloren hun baan. Alhoewel het ook voor de omwenteling slecht ging met de politiek in het Oostblok.

In Roemenië worden er vrijwel alleen in de hoofdstad Boekarest investeringen gedaan, en dan vooral in de infrastructuur. Dit terwijl er in 2005 zeven watersnoodrampen waren in Roemenië. De EU heeft geld gegeven aan Roemenië voor hulp aan de getroffen mensen, maar op dit moment is het geld nog steeds niet aangekomen op de plaats waar het hoort. Maar als Koningin Beatrix of de Paus op bezoek komt in Roemenië, dan worden wel de straten waar zij langs komen compleet opgeknapt. Ze krijgen dan dus niet de huidige situatie in Roemenië te zien zoals zij is. Er staan nu zelfs nog treinen te verroesten op het spoor, deze treinen staan nog steeds op dezelfde plek als waar ze stonden tijdens het bewind van dictator Nicoalea Ceauşescu.

Door de nieuwe EU-landen komt het Christendom nog meer onder druk te staan. De cultuur in de Oost-Europese landen staat ver van ons christenen af. Ze staan vijandig tegenover het Christelijk geloof. Hun invloed moet ons met zorg vervullen. Kerkelijk gezien hebben we geen affiniteit met Roemenië, alhoewel dat met Hongarije weer anders ligt. Wel is er een kerkverband in Roemenië waar de stichting HCR banden mee heeft, de Biserica Evanghelica Romana. Maar deze BER-gemeenten zijn veruit in de minderheid. Deze gemeenten hebben 18.000 leden, en voldoen dus niet aan de norm waaraan een kerkverband moet voldoen volgens de nieuwe godsdienstwet in Roemenië. Een kerkverband moet zich namelijk registreren bij het ministerie. De eisen zijn dan dat het kerkverband dan al minimaal 12 jaar moet bestaan en het ledenaantal moet minimaal overeenkomen met 0.1% van de bevolking. Dat komt neer op 21.500 leden. De grootste kerk in Roemenië, de Roemeens-Orthodoxe Kerk, heeft wel veel leden. 85% van de bevolking is namelijk lid van deze kerk. Maar voor de kleinere kerkverbanden, zoals de BER-gemeenten en de Baptisten is het heel moeilijk om hier aan te voldoen. We zien steeds meer dat het leven wat gericht is op Gods Woord moet verdwijnen, dat zien we zowel in Nederland als in Roemenië.

Op een school in een dorpje met 1600 inwoners mocht een godsdienstleraar geen les geven. De stichting HCR heeft toen contact opgenomen met een bestuurslid van die school, wat zorgde voor het eerste zomerproject van de HCR. De HCR heeft de hele school gerenoveerd. Ook waren er geen sanitaire voorzieningen aanwezig, behalve drie houten hokjes buiten de school. In deze hokjes zat slechts een gat in de grond, één hokje had zelfs geen deur. De HCR heeft ook deze hokjes gerenoveerd. De toiletten hebben nu een betonnen vloer, en er is een bron aangelegd zodat de toiletten ook doorgespoeld kunnen worden. Maar het gevolg hiervan is nu, dat alle inwoners uit het dorp bij deze toiletten naar de wc gaan! In ruil voor de renovatie van deze school, mocht de godsdienstonderwijzer weer les geven op deze school. Maar deze leraar is ook les gaan geven aan mensen uit het dorp, waar niemand naar de kerk ging. Inmiddels gaan 900 van de 1600 inwoners tweemaal per zondag naar de kerk!

Dat Oost-Europeanen bij ons komen werken, is een groter probleem dan dat we denken. We kunnen beter werken aan kennisoverdracht, dan ze als gastarbeider hier te laten werken. Het gaat er niet alleen om dat het voor ons een probleem is, maar het gaat vooral over de gevolgen voor deze mensen zelf, hun kinderen en verdere familie. Vanuit Roemenië werken veel mensen in Italië. Jonge ouders gaan allebei werken in het buitenland, en laten hun kinderen achter bij de grootouders of andere familieleden. Soms keren de ouders nooit terug, en maken zelfs geen geld over naar hun kinderen. Als dan eenmaal de grootouders overlijden, gaan de kinderen vaak de straat op. Deze straatkinderen moeten dan stelen om te overleven, en snuiven lijm om toch een vol gevoel in hun buik te krijgen. Het is heel niet goed dat de arbeidskrachten in andere landen gaan werken, want er is in eigen land genoeg werk. Roemenië heeft zelfs te weinig inwoners om de infrastructuur op te bouwen. Deze mensen moeten hun eigen land dienen, want het heeft zoveel te doen. Al zouden de Roemenen gaan opruimen, dan hebben ze de eerstkomende vijf jaar allemaal voldoende werk!

De EU is door de toetreding van de tien nieuwe EU-landen in 2004 en 2007 gegroeid met meer dan 100 miljoen naar ruim 490 miljoen inwoners. Ook al deze nieuwe inwoners van de EU hebben stemrecht, en bepalen dus mede ons beleid! Waren de Oost-Europese landen wel klaar voor de toetreding? Wist Brussel wel met welke landen ze te doen had? De mensen op het Oost-Europese platteland hebben er zelf totaal geen besef van wat het inhoud dat hun land is toegetreden tot de Europese Unie. Oost-Europa is economisch gezien een goedkope arbeidskracht, maar is dat positief? De producten die in Oost-Europa worden gemaakt zijn goedkoop, maar daar is de kwaliteit meestal ook naar. Alhoewel er uitzonderingen zijn.

Als antwoord op de vraag die het bestuur van de SGP-jongeren Flakkee deze avond centraal had gezet – ‘Oost-Europa: gevaar of aanwinst…?!’ – gaf dhr. Vroegindeweij het antwoord: “Ik zie de winst niet, maar wel het gevaar! We moeten beducht zijn voor de invloed die Oost-Europa heeft, en er oplettend mee omgaan. Biddend voor Gods aangezicht. Leer ons naar Uw wil te handelen! Laat het ons gaan om Zijn eer.”