Volledige tekst lezing dr. Ewald Mackay – De geschiedenis als reisspiegel voor de politiek

Hieronder de volledige tekst van de lezing van dr. Ewald Mackay, van 3 februari 2012. Deze lezing is ook te vinden op zijn website ewaldmackay.nl.

De geschiedenis als reisspiegel voor de politiek.
Lezing voor de SGP-jongeren te Middelharnis, 3 februari 2012
Dr. Ewald Mackay

Inleiding
Ik kom uit Sliedrecht, dorp aan de rivier de Merwede. Als kind al trok ik graag naar de rivier en ik doe dat nog steeds. De rivier is een zeer belangrijk bestanddeel in mijn wereld. Altijd al was zij de plaats van de mijmering en het denken. Dat was zij vroeger meer intuïtief. Ik kon niet precies aangeven wat een rivier daar mee te maken had. Sinds de laatste jaren is de symboliek van de rivier mij steeds bewuster en duidelijker geworden. De rivier is voor mij symbool voor twee, met elkaar samenhangende zaken. Allereerst is het water symbool van de tijdsstroom. In het Hebreeuws is het getal veertig het getal bij de letter ‘mem’ die met ‘majiem’ ofwel ‘de wateren’ te maken heeft. Daarnaast is het water symbool van de spiegel. Toen we nog niet wisten hoe we spiegels konden maken, wisten we reeds dat we de dingen en onszelf weerspiegeld kunnen zien in het water. Dit spiegelen heeft met een hoge vorm van bewustzijn te maken, en bij uitstek de mens is een be-spiegelend wezen. Hij weerspiegelt daarin iets van het beeld Gods.

De samenhang tussen water als symbool van de tijd en gestalte van de spiegel is dat de wateren van de tijd reisspiegel van de denkende mens zijn. We kijken in de strook van de tijd terwijl we op zoek zijn naar wie we zijn en wat onze weg is. Deze spiegelreis over de wateren van de tijd speelt zich af boven het blauw van de hemel. Zij is niet besloten in zichzelf maar zij is verbonden met een hogere wereld, de werkelijkheid Gods. Zoals je soms in de wolken een Jacobsladder kan zien wanneer de zon er doorheen speelt, zo kun je hier ook tussen wateren van de tijd en het blauw van de hemel een Jacobsladder zien.

Vanavond kijken we in de spiegel van de tijd vanuit het perspectief van de politiek . Wat kunnen we van de geschiedenis leren wanneer we nadenken over de politiek en het politieke handelen vandaag? Het doet mij deugd dat jullie – zelfs nu de wegen door de sneeuw bijna ontoegankelijk zijn – jezelf en mij deze vraag stellen en niet achter de instantpolitiek aanhollen die leeft bij de waan van de dag en het meest recente hyperige hot issue. Wij zijn immers wezens die historisch zijn en ons denken en handelen rust op en in het verleden. Als we niet van de geschiedenis leren dan ‘leert de geschiedenis ons dat we er niets van geleerd hebben’ (Hegel) met alle gevolgen van dien.

Wij kijken daarom in de spiegel van de tijd om er wel wat van te leren: ‘spiegel historiael’! Deze spiegel is niet eenduidig: ieder mens kijkt vanuit zijn perspectief en in het licht van zijn geschiedenis. Dat doe ik ook en ik kies daarom ook voor een zeker biografisch perspectief op de vraag van vanavond. IK wil dit doen in de vorm van een drieluik. Ik begin met mijn kindertijd, vervolg met mijn adolescentie en eindig met het verleden waarin ik min of meer volwassen geacht wordt te zijn! In de conclusie breng ik de oogst van dit alles bijeen.

1. Kindertijd
In de Sliedrechts wereld waarin ik opgroeide ontdekte ik al vroeg de geschiedenis. De verhalen van mijn grootouders over hun geschiedenis fascineerden mij. Ze werden soms horendol van mijn vragen in de trant van ´opa, vertel nog eens wat over de oorlog´. Door hun verhalen kreeg ik een beeld vanaf de late negentiende eeuw – de tijd van de ouders van mijn grootouders, waar ik ook dingen over hoorde – tot en met de Tweede Wereldoorlog.

Daarnaast was er de kerkelijke wereld waarin ik de Bijbelse geschiedenis en de kerkgeschiedenis leerde kennen. Op school werden de geschiedbeelden bevestigd: veel over de Spaanse, Franse en Duitse tijd.

Ik las zelf alles wat ik tegenkwam op historisch gebied. Over de vroege kerk las ik H. te Merwe’s Legionair bij de val va Jeruzalem en Van der Zwaag’s De belhamel van Carthago, over Augustinus. Over de refromatietijd en de Tachtigjarige Oorlog ook weer Te Merwe, Geuzenpioniers, Van der Does’ Het bloedkoralen halssnoer, Van de Hulsts Willem Wijcherts en vele andere boeken. Over de Franse tijd had mijn vader Siebe van Aangium in de kast staan: De smokkelaars van de Schans, Jelle Piebe de verrader en andere boeken. Onvergetelijk waren de boeken van Penning over de Boerenoorlog: De leeuw van Spionkop, De held van Nooitgedacht en vele andere titels. Wat heb ik genoten van deze boeken van Penning over mijn grote held Louis Wessels met zijn Mausergeweer achter de Afrikaanse ‘kopjes’, en Blikoortje’s adagium ‘alles sal reg kom’. Over de Tweede Wereldoorlog las ik het meeste: van Piet Prins´ Snuf de hond tot het onvergetelijke Reis door de nacht van Anne de Vries.

Al met al kwam de geschiedenis binnen stromen in mijn hongerige ziel. Het perspectief waarin dat gebeurde was dat van een providentiële geschiedenis in een nationaal historisch licht. Het was sterk antithetisch en had iets van de twee rijkenleer van Augustinus in zich, zonder dat ik die woorden kende. In feite heeft deze wereld van de mondelinge en schriftelijke overlevering de bodem gelegd onder mijn historische kennis en ik gebruik al wat daarop is gaan groeien tot de huidige dag.

In diezelfde wereld kwam op een gegeven moment ook de politiek in beeld. Ik denk dat het begin hiervan lag in de verjaardagen van mijn grootouders van vaders kant. De kinderen werden dan geacht in de achterkamer aan de eettafel spelletjes te doen of te kleuren maar ik sloop als ik maar even mijn kans schoon zag naar de voorkamer. In een ondoorwaadbare wolk blauwgrijze sigarendamp zetelden daar de oudooms. Zij spraken over politiek. De binnenlandse en buitenlandse probleem kwamen heir ter tafel en werden van een scherp staatkundig gereformeerd commentaar voorzien. Het vuur van de sigaren vonkte op in mijn ziel en ook mijn wangen gloeiden van het elan van de woorden. Het beeld was fel anti-links, zeker de ex-gereformeerde Den Uyl moest het ontgelden. Eigenlijk was er maar één partij en jullie hier weten wel welke!

Geschiedenis en politiek vermengden zich tot één mythologische wereld. Het was een glasheldere wereld in zwart en wit, waarin de enige grijstint de rook der sigaren betrof. Geweldig, ik denk er met heimwee aan terug soms.

Ik denk dat in deze kindertijd bij mij de bodem is gelegd voor historisch denken als basis voor hedendaags politiek handelen. Alleen wie de geschiedenis kent, kan in het heden handelen. Ook al is het spiegelbeeld nadien veranderd bij mij, ik kan niet genoeg waarderen dat dit mijn oerwereld is geweest. Ik zou wensen dat de huidige jongeren- en kinderwereld die mythologie nog in zich droeg, zodat ook vandaag nog de geschiedenis een levende werkelijkheid zou zijn en een basis voor het politieke handelen. Tot de huidige dag kan ik daarom heel slecht tegen het zogenaamde denkend deel der natie dat minzaam glimlacht over deze wereld en dat in de huidige tijd de SGP de democratische invloed die zij momenteel heeft misgunt: wat een abject en onbenullig standpunt, onvoorstelbaar.

2. Adolescentie
Na de lagere Calvijnschool ging ik naar de Guido de Bres in Rotterdam Lombardijen. Hier begon het beeld al spoedig te kantelen. Via een godsdienstleraar, Willem Baan, ontdekte ik de theologie: ik ontdekte Barth en Miskotte en die theologen vormden ook een andere politieke gestalte, zeker niet theocratisch of verzuild. Uiteindelijk werd alles één grote vraag. Ik ging als een bezetene lezen en verslond alles wat ik op mijn pad tegenkwam en waarvan ik dacht dat het me zou helpen bij het vinden van de waarheid.

Onze tijd was die van de Koude Oorlog. Waar de SGP en vele van mijn klasgenoten mee gingen in de wapenwedloop, ontdekte ik de vroege kerk en haar radicaliteit van de Bergrede. Voor mij was christelijk geloof fundamenteel pacifistisch en ik verzette me tegen de enthousiaste supporters van de wapenwedloop op mijn school. Na catechisatie leidde dit soms tot handgemeen, waarbij ik ontdekte dat ook mijn pacifisme zijn grenzen had, want ik sloeg vrolijk terug! Toch ontdekte ik hier wezenlijke zaken die nog steeds een lastig wrijvingspunt zijn voor de kerk: wat doet zij met de Bergrede: en zeker wanneer zij zegt de Bijbel ‘van kaft tot kaft’ letterlijk te lezen! Volgens mij waren – of zijn – de klassieke teksten, als Romeinen 13, teksten over een overheid die Romeins was en waar tegenover wij als kleine, verdrukte kerk, vreedzaam moesten handelen, zelfs als we vervolgd werden. Ik kom hier straks bij mijn derde punt nog op terug.

Ik kwam er niet goed uit. Diep in mij voelde ik een sterke drang in de richting van wat toen heette de sociale gerechtigheid ofwel het ‘social gospel’. Ik had niets met linkse christenen voor wie het geloof binnen de kortste keren verdampte in louter politiek handelen, maar de notie van rechtvaardigheid was sterk ontwikkeld in mij. Op de SGP kon ik daarom niet stemmen, al had ik ook gewetensbezwaar bij Evangelische Volkspartij die toen opkwam: bovendien had deze partij in haar lijsttrekker geen enkel charisma en was ik ook in het geheel niet evangelisch.

In de vierde klas kwam Bart Spruit bij mij in de klas en ontstond een geweldige vriendschap. We lazen Tolstoi en worstelden met diens religieuze ideeën. We bewonderden de grote Russische schrijvers in hun verzet tegen de tsaar. Tegelijk ontdekten we de wereld van het Réveil. Dat liep voor een deel via de boeken van W. Aalders. Ik herinner me dat ik diens Theocratie of ideologie had gekocht maar dat Bart het uit mijn legergroene pukkel – vreemd attribuut voor een pacifist – pikte en er triomfantelijk op de fiets mee vandoor ging om het als eerste te gaan lezen. Ik heb het nog steeds niet terug! Wat een tijden! Het Réveil vormde voor ons beiden, maar bij ieder op verschillende wijze, een antwoord uit het onweer. Bij Bart werd daar in feite de bodem van zijn conservatisme gelegd, in zekere zin te verstaan als een Doorbraakbeweging van ‘rechts’, waar ik sympathieën had voor de Doorbraakbeweging van ‘links’. In het Réveil ontdekte ik een prachtige synthese van theologische diepte en sociale bewogenheid. Naast de familie Groen sprak vooral Heldring mij enorm aan.

De spits van het Réveil is haar afwijzing van de autonome moderniteit, belichaamd in de Franse Revolutie. Groens Ongeloof en Revolutie vormt hier het hoogtepunt en we verslonden dit boek.

In feite hadden we beiden een droom: een Réveil in de eigen tijd. Wat dat betreft is er, ondanks zekere verschillen, nog niet zo veel veranderd.

Ook in deze tijd was duidelijk dat alleen een grondige kennis van het verleden ons het heden kon doen verstaan. Wie politiek wil handelen moet als Groen studeren en van daaruit de hand aan de ploeg slaan.

3. Volwassenheid
Na de middelbare school ging ik geschiedenis studeren in Leiden. De studie viel me tegen maar ik volgde gewoon mijn eigen weg door via de Universiteitsbibliotheek systematisch door de geschiedenis heen te gaan en zoveel mogelijk bronnen en studie te lezen.

De vroege kerk werd zo opnieuw een goudmijn van ontdekkingen. Ik vond een weg uit mijn dilemma van de middelbare school. Dat vond plaats toen ik me in Constantijn de Grote ging verdiepen. Toen de keizer christelijk werd – en daarmee het wereldse rijk van Rome – ontstond een nieuw probleem: hoe verhoud je je als christen tot de macht, nu je daadwerkelijk ook toegang hebt tot de macht? Voorheen hadden we dat eenvoudigweg niet en dan is een Bergrede-ethiek ook een radicaal maar uitvoerbaar beginsel. Maar nu? Moet de keizer aftreden en in een klooster gaan? Maar wie moet dan de macht dragen? In feite moet je hier wegen gaan in een onbekend land. Daar vormt zich een nieuwe traditie. Waar sommigen vinden dat met Constantijn de ‘zondeval van het christendom’ begint, deel ik die visie niet. Tegelijk realiseer ik me wel dat dit een novum is. Een al te rigide letterlijk lezen van de Schrift kan in feite niet tot een dergelijk open standpunt leiden. Dat vind ik nog steeds de zwakte van een partij als de SGP. Zij beroept zich op de Bijbel maar strikt nieuwtestamentisch genomen kan dat niet. In het Nieuwe Testament heeft een christen geen toegang tot de politiek en draagt hij de Bergrede-ethiek tout court. Pas wanneer je het traditie-element toevoegt naast of onder het Woord, kom je uit het probleem. Dan kun je zeggen: Ofwel we houden vast aan de oude lijn en zien af van de politiek (de Jehova Getuigen doen dat), ook al wordt het dan chaos want wie gaat dan regeren? Ofwel we nemen onze verantwoordelijkheid op onze schouders en volgen een nieuw spoor: hoe handel je als christelijke overheid? Dan ontstaat ook een nieuw probleem, nl. de verhouding van een christelijke overheid tegenover de kerk. Bij deze nieuwe problemen kun je dan oplossingen vinden door bijvoorbeeld naar analoge situaties in het Oude Testament te kijken: de koning moet rechtvaardig zijn en wijs, op weduwen en wezen en armen acht slaan en God dienen. Dan is zelfs een vorm van theocratie langs deze analoge weg voorstelbaar, maar vermijd je een naief-letterlijke fundering van politiek handelen in de Bijbel. In feite hebben we ook domweg een traditie alleen we ontkennen dat vaak bij hoog en bij laag en projecteren hem terug in de Schrift. Erken gewoon dat je een traditie hebt die in hoge mate je blikveld bepaalt. Dat geeft een bepaalde ontspanning die heilzaam is.

Dan kun je ook de tweede grote wending in politieke zin – de vorming van democratie – een plaats geven in je denken én je eigen positie ertoe bepalen. Ook hier vormt zich een traditie. Als je meedoet met de democratie betekent dit dat je in zekere zin mede verantwoordelijk bent voor alle beleid dat met een meerderheid van stemmen tot stand komt. Strikt genomen moet je uit de democratie stappen – zoals koning Boudewijn destijds aftrad – bij bepaalde besluiten, want je erkent weliswaar niet het besluit zelf maar wel de spelregels die tot het besluit leiden. Wanneer je niet eruit stapt en als een profeet dan spreekt tot de macht, ben je deelgenoot van het spel van de macht. Je maakt hier dus vuile handen. Persoonlijk kies ik dan, net als bij Constantijn gebeurden, voor de democratie, met alle gevolgen van dien.

Tegelijk blijf je altijd zo kritisch mogelijk , zowel micro-ethisch behoudend als macro-ethisch soms minder behoudend of ‘progressief’. Ook hier helpt de kennis van de geschiedenis en de interpretatie van die kennis me weer om mijn politieke standpunt te bepalen. Uiteindelijk is de kern daarvan nog steeds de oude lijn van de twee rijken van Augustinus: het gaat in deze werkelijkheid om een gevecht tussen licht en donker, tussen God en de Duisternis. De geschiedenis leert ons deze strijd zien en herkennen. Dan kunnen we ook politiek handelen. In broederlijk-kritische zin kijk ik dan naar de SGP en vind dat zij een zeer legitieme plaats verdient in de politiek. Van mij mag ze de spiegel voorhouden. Wanneer gerechtigheid een volk verhoogt, dan moet je misschien zeggen dat veel zaken, zoals het kolonialisme en het huidige welvaartsstreven, in hun verrijkende negatieve gevolgen ook de schuld-erfenis van onze cultuur zijn. In dat opzicht zou ik wel wensen dat de SGP zich wat kritischer op zou stellen tegenover de VVD: zat in het liberalisme niet de oude antithese? Angst voor links moet je niet in de armen van rechts drijven. Volg een eigen koers! Hoe kunnen christenen nu voor het economische gedachtengoed van het liberalisme zijn? Waarom gaan we niet ook eens iets kritischer nadenken over onze omgang met de dieren? Die vragen zou ik graag aan de staatkundig gereformeerden voorleggen. Hier zeggen onze historische bronnen ook iets over! Christelijke politiek laat zich per definitie niet in een ‘isme’ vangen. Zij is volkomen zichzelf. Er is geen enkel ‘isme’ dan ‘christianisme’ en zelfs dat is geen isme: het gaat alleen om God in Christus zelf: solus Christus. Dat kan soms overeen stemmen met zinnige opvattingen die wie dan ook, links of rechts, heeft, maar vaart uiteindelijk een eigen weg – een weg die in ieder geval ingaat tegen alle waan van de dag en pragmatisme.

Conclusie
We hebben een hele reis afgelegd, in drie etappes. In het eerste deel vormde zich de zwart –wit lijn van een historischen en politieke antithese, in het tweede deel verdiepte die zich middels een zoektocht die eindigde bij het Réveil. In het derde deel vormde zich en synthese van historisch gevormde christelijke politiek die micro-ethisch ‘conservatief’ is en macro-ethisch soms ‘progressief’. Mijn fundering van christelijke politiek is gehecht in een erkenning van de traditie als een legitiem antwoord op vragen die de tijd oproept maar die in de nieuwtestamentische tijd eenvoudigweg niet klonken. Durf hier een weg te gaan langs de analogiesporen van de gehele Schrift!

Bij het zoeken en gaan van de weg: lees de geschiedenis! Lees, lees, lees! Het doet me deugd dat jullie hier nog lezen en studeren. Lewis zei het al in 1939, dat alleen wie in andere tijden woont niet is overgeleverd aan de waan van de eigen tijd. In andere tijden wonen kan door de verhalen zoals de geslachten die aan elkaar vertelden door te vertellen en door te lezen over de tijden voor ons. ‘Gedenken is verlossing, vergeten ballingschap’.

Ik woon nog steeds in Sliedrecht en ik ga elke avond naar de rivier. En als ik daar zit en mijmer bij de tijdsstroom, dan kijk ik altijd naar de overzijde. Die is vol geheimzinnige onbereikbaarheid. De Biesbosch, waar in de oorlog dappere mannen vanuit Sliedrecht heen gingen om piloten en geheime informatie te brengen naar bevrijd gebied! Dat waren de crossings! Is dat niet het beeld van gene zijde van de tijd? Nu kennen we ten dele, kijkend in de wateren van de tijd. Maar hierna volkomen. Dan zullen we naar de overkant van de rivier gaan. Dat is het perspectief van al ons historisch denken en politiek handelen.

’We shall overcome, some day’.