Verslag EN: SGP-jongeren viert 20-jarig jubileum

In een zaal van het kerkgebouw van de Hersteld Hervormde Kerk van Nieuwe-Tonge zijn zo’n veertig belangstellenden bijeen. SGP-j Flakkee, een lokale jongerenvereniging van de Staatkundig Gereformeerde Partij op het eiland, viert haar 20-jarig bestaan. Achtereenvolgens spreken aan de hand van het boek van dr. W. Aalders, Burger van twee werelden, de heren Klink, In ’t Veld, Slootweg en Van der Bok over de historische figuren Plato, Augustinus, Calvijn en Groen van Prinsterer.

Plato (427-347 v. Chr.)

Aan de hand van de bekende allegorie van de grot illustreert Klink, hervormd predikant te Hoornaar, hoe het ‘burger van twee werelden’ zijn bij Plato functioneert: “Een mens zit aan ketenen geboeid, met zijn rug naar de ingang van een grot. Achter hem lopen figuren langs die hij niet kan zien. Hij hoort alleen hun geluiden en ziet hun schaduwen die het licht op de wanden werpt. Hij veronderstelt dat wat hij waarneemt de werkelijkheid is en denkt dat de schaduwen het geluid maken. Tenzij dat hij bevrijdt raakt. Dan draait hij zich om en blikt hij met knipperende ogen tegen het felle licht in een andere rede.” Klink vertelt vervolgens de inhoud van Plato’s dialoog Alcibiades: “Als in een spiegel zie ik in de pupil (de voortreffelijkheid) van iemands oog mezelf weerspiegeld. Evenzo heb ik de weerspiegeling van het licht van de ziel van een ander nodig om mijn eigen ziel te leren kennen. Je hebt het ene rijk nodig om het andere te leren kennen, en er in te regeren.”

Klink spreekt in voor de hem kenmerkende woorden: “Socrates maakte een weergaloze indruk op onder meer Plato. Socrates leerde Plato omhoog te blikken.” En verder: “Plato heeft er vooral op gewezen dat de stem van God als een echo klinkt en resoneert in de ziel. Men moet die stem volgen en in aanraking komen met de norm. In ieder mens is er ten diepste ook een heimwee naar die norm. De waarheid kan gekend worden. Plato zag het als zijn roeping om mensen vertrouwd te maken met die stem.”

Augustinus (354-430)

Marco in ’t Veld, voorzitter van de vereniging, spreekt over de twee rijken bij Augustinus. In 410 valt Rome in de handen van de Visigoten, een Germaans volk. De “eeuwige stad” valt en de christenen krijgen de schuld. Augustinus neemt de verdediging op zich. Hij schrijft De civitate Dei, de stad van God. “Op weergaloze wijze rekent Augustinus hierin af met de laatste resten van het heidense denken.” Er is een strijd gaande tussen de aardse stad en de stad Gods. Alle aardse rijken en steden gaan voorbij. Christenen, zo schrijft Augustinus, moeten in afwachting zijn van de glorierijke Stad Gods, het nieuwe Jeruzalem, “in afwachting van de eeuwige goederen, die voor de toekomst zijn beloofd; van de aarde en tijdelijke goederen maakt het als in den vreemde vertoevend gebruik.” In ’t Veld: “Christus heerst als Koning. Hij staat niet zoals bij Plato buiten, maar boven de geschiedenis. Doordat Augustinus omhoog blikte werd hij niet verkrampt of overrompeld door de geschiedenis. Augustinus was blijmoedig, opgeruimd en goedsmoeds. Die blijmoedigheid kan hij behouden omdat hij zijn toekomst niet vereenzelvigd ziet met het geschiedproces, maar weet heeft van een beter vaderland. Zo was hij standvastig, onbeweeglijk en altijd overvloedig in het werk des Heeren”.

Calvijn (1509-1564)

Na de pauze neemt Slootweg, leraar geschiedenis op de “Prins Maurits”, het woord. “Tot drie keer toe schrijft Calvijn dat Augustinus zijn meest vereerde leermeester was. Calvijn was zich diep bewust een burger van twee werelden te zijn. Hij onderscheidt hierin drie niveaus: Ten eerste is er de geestelijk strijd in de tijd. Het rijk van de Heere en het rijk van satan. Vervolgens is er het perspectief van de overheid. Er is onderscheid tussen kerkelijk en wereldlijk bestuur. Tenslotte vindt Calvijn deze strijd ook in zijn eigen hart terug. Volgens Calvijn zijn wij als burger geroepen tot vier plichten: Allereerst worden we opgeroepen onszelf te verloochenen. Vervolgens worden we geroepen tot het dragen van ons kruis.” Slootweg: “En ik kan het niet laten dit eraan toe te voegen: Ook in onze tijd worden we gevraagd tolerant te zijn en het kruis te verdragen.” “Als derde punt wijst Calvijn op het overdenken van het leven. Hij sluit af met het noemen te genieten van het leven en het gebruiken van onze ontvangen gaven.” Slootweg rondt af: “Groen schreef drie eeuwen later: ‘Zo was Calvijn burger van twee werelden en ik ben zijn volgeling’”.

Groen van Prinsterer (1801-1876)

Marco van der Bok, voormalig voorzitter van de vereniging, begint zijn lezing met een persoonlijke noot: “Tot op het laatste moment heb ik nagedacht over de titel van mijn lezing. Ik ben blijven steken op: Veldheer en frontsoldaat, beide in één persoon. Voor Groen was het Woord van de Heere en de geschiedenis een eenheid. Hij schreef: “De geschiedenis is het vlammend schrift van Gods vinger in de tijd” en “Er staat geschreven! Er is geschied!”. De waarheden in deze wereld, de aardse stad, zijn afkomstig uit de hemel, de Stad Gods. Groen zegt: “Natuurlijke godsdienst is redelijk, maar heeft in de rede haar oorsprong niet”. God is de oorsprong van alle waarheid. Zo bestrijdt Groen het vooruitgangsdenken waarin de waarheid uit de menselijke rede afkomstig is.” Volgens Van der Bok kan Groen getypeerd worden als iemand die niet boven de mensen stond. “Hij wilde niet zijn gelijk halen, maar hield vast aan zijn beginsel. Hij wilde het volk heen wijzen naar de bron van waarheid: God, de Bijbel, Christus en het Kruis. In de laatste woorden van Ongeloof en Revolutie lezen we hoe bij Groen innerlijk de twee rijken en geschiedenis en schepping zich tot elkaar verhouden: ‘Mijn ziel kleeft aan het stof; maak mij levend naar Uw Woord’ (Psalm 119).”

Door: Willem Jan van de Ridder

Klink spreekt over Plato