» Van reveille tot révolte

De gereformeerde visie op het recht van opstand tegen de overheid

Het zijn de jaren van het naziregime. Bonhoeffer zit met een hoofdbrekend dilemma. Mag er een complot gesmeed worden om Hitler om te brengen en daarmee christelijk Duitsland te redden? Mag de eed van trouw aan de overheid verbroken worden? Is men dan niet ontrouw aan de Heere? Het zijn uiterst moeilijke vragen over het recht van opstand tegen de overheid. De heer G. Slootweg behandelt ze in een lezing voor de SGP-Jongeren Flakkee op 15 januari te Nieuwe-Tonge.

De titel van de lezing is ‘Van reveille tot révolte’. Slootweg legt deze begrippen uit. Reveille is waarschuwen, wakker schudden. Het reveille was het tromgeroffel dat soldaten wekte. Révolte gaat verder, het betekent opstand.

Een ander begrip is revolutie. De oorspronkelijke betekenis van revolutie is het herstellen van de oude orde, een terugkeer. Bij de Franse Revolutie krijgt het woord een heel andere betekenis. Bestaande structuren worden bewust omvergeworpen. De goddelijke orde wordt verstoord.

Aan het eind van de zestiende eeuw denken in Frankrijk een aantal mannen na over de rol van de overheid en de burgers en het recht van opstand. Deze mannen worden monarchomachen genoemd. De term monarchomachen is afkomstig van de Schot Barclay. Het betekent ‘koningsbestrijders’. Onder de monarchomachen zijn jezuïeten, roomsen, Luthersen en gereformeerden. Bekende namen zijn Mornay, Hotman, Lanquet en De Villiers, de schrijver van de Apologie van Willem van Oranje. Al deze monarchomachen hebben rechten gestudeerd, een enkeling studeerde ook theologie.

Ze putten uit vier gemeenschappelijke bronnen: de Bijbel, de klassieken, Middeleeuwse geschriften en meer eigentijdse bronnen, zoals bijvoorbeeld geschriften van Erasmus. In de Bijbel staat veel over de bijzondere verhouding tussen de Heere en de overheid geschreven. Romeinen 13: 1 is een kerntekst: ‘Alle ziel zij den machten over haar gesteld, onderworpen; want er is geen macht dan van God, en de machten die er zijn, die zijn van God geordineerd.’ God heeft een verdrag met het volk. Dat verdrag is religieus van aard. Ook met de koning heeft Hij een verdrag. Dat verdrag is naast religieus ook juridisch. De koning regeert bij de gratie Gods. De onderdanen moeten de overheid altijd gehoorzamen. Er is één uitzondering, de uitzondering van Petrus, genoemd in Handelingen 5:29: ‘Men moet Gode meer gehoorzaam zijn, dan den mensen.’

Als de koning ingaat tegen het verdrag met de Heere, brengt hij het volk in gevaar. Hij brengt bovendien het verdrag dat het volk met de Heere heeft in gevaar. Dan is er het recht om in opstand te komen. John Knox stelt dat iedereen, alle burgers, de plicht heeft om de koning te waarschuwen. Althusius, een van de monarchomachen legt het anders uit. Niet elke individuele burger heeft het recht om de koning te waarschuwen. De staten moeten toezicht houden op de koning. Wanneer het gevaar dreigt dat de driehoeksverhouding tussen God, koning en volk wordt verbroken, moeten zij ingrijpen en de bestaande Goddelijke orde herstellen, eventueel door opstand. Een nieuwe regeringsvorm mag echter nooit het doel zijn.

Elke individuele burger heeft wel de taak om naar zichzelf te kijken. De Heere bestuurt de geschiedenis. Ook een slechte overheid krijgt een land niet toevallig. God heeft er Zijn bedoeling mee. Wat heeft Hij ermee te zeggen? Daarnaast moet er ook voortdurend het besef zijn dat God niet alleen een verdrag heeft met de koning en de koning met het volk, Hij heeft ook een verdrag met de mens. De Heere wijst de mens er steeds op dat hij in Zijn wegen moet wandelen en Zijn inzettingen en geboden moet onderhouden. Brengen wij niet zelf de driehoeksverhouding in gevaar?