Luther en de politiek

NIEUWE-TONGE- Maarten Luther, de bekende Duitse hervormer, de hartstochtelijk schrijver, de grote prediker. Het is buiten twijfel dat we veel van hem kunnen leren. Toch is de titel van de lezing die dhr. G. Slootweg voor de SGP-jongeren Flakkee op 28 maart hield ‘Bij Luther in de leer?’ Waarom staat hier een vraagteken achter? Slootweg licht toe dat wanneer we gaan nadenken over wat Luther zegt over politiek het van belang is om te weten dat hij geen politicus was. Hij heeft geen enkel afgerond boek over staatkunde geschreven. Daarnaast verschilt onze tijd zoveel met die van Luther, dat vergelijken moeilijk is. Toch is het verdiepen in zijn visie de moeite waard. In welke tijd leefde Luther, wat is zijn ontwikkeling in visie en wat is zijn uiteindelijke standpunt geworden?

De tijd waarin Luther opgroeit is een tijd van onrust. Er vinden allerlei politieke verschuivingen plaats. Karel V wordt in 1519 gekroond als keizer. Daarnaast heerst er de pest. Opmerkelijk genoeg noemt men deze ziekte niet alleen een straf, maar ook een ‘gave van God’. Men ziet de pest als een oproep van de Heere om te leven zoals Hij het wil. De geestelijken in die tijd leven helemaal niet meer als wegwijzer naar de hemel. De kritiek op de kerk en daarnaast op de vorsten neemt toe. De vorsten voeren naar de mening van veel burgers teveel oorlog en nemen te weinig goede maatregelen. Een ander probleem speelt in de economie. Er is een enorme inflatie van het geld. Toch wordt in deze tijd ook de boekdrukkunst uitgevonden en verschijnen de boeken van Erasmus.

De ouders van Maarten Luther profiteren van de tijd waarin ze leefden. Maarten wordt als kleine jongen naar de Latijnse school in Mansfeld gestuurd. Zijn eerste aanraking met juridische aangelegenheden is negatief. Maartens vader had een stuk land waarin kostbare grondstoffen in bleken te zitten. De keurvorst stelt echter dat het oppervlakte het rechtmatige eigendom van de boer, van Luthers vader is, maar wat er onder zit van hem.

Luther gaat na de lagere school rechten studeren. Vader hoopt dat hij misschien wel een functie als burgemeester zal krijgen. Tijdens zijn studietijd verdrinkt Luthers beste vriend. Maarten was voor hetzelfde feestje uitgenodigd, maar had het afgeslagen. Stel dat hij erbij zou zijn geweest, stel dat hem dit zou overkomen zijn, hoe zou het met hem zijn afgelopen? Wat dan? Waar zou hij dan naar toe zijn gegaan? Tijdens een angstige ervaring in het bos met onweer belooft Maarten monnik te worden. Deze belofte houdt hij. Hij gaat in het klooster theologie studeren.

Twee zwaarden

Tijdens zijn rechtenstudie had Luther kennisgemaakt met de leer van de twee zwaarden. De Heere regeert, maar Hij heeft twee plaatsvervangers. De ene is de kerkelijke macht, de andere de wereldlijke. Zowel de paus als de keizer zijn plaatsvervangers van Christus. Nu Luther theologie studeert leest hij in de boeken van Augustinus. Augustinus onderscheidt twee rijken of twee regimenten. Het ene rijk is van de Heere, het rijk van Gods kinderen, bij het andere rijk behoort al het andere. Je kunt niet zeggen dat dit het rijk van de duivel is, hij is er echter wel heel belangrijk. Augustinus stelt dat een staat die Gods gerechtigheid niet handhaaft gelijk is aan een roversbende.

Wanneer Luther doctor wordt in de theologie moet hij de Bijbel uit gaan leggen. Bij zijn onderzoek van de Schrift ontdekt hij wat de gerechtigheid van God inhoudt. Het was een worsteling, deze zoektocht. Luther vergelijkt het met kreupelhout. “Maar toen kwam de Geest des Heeren en wees mij de weg.” Nu hij Gods Woord in dit licht leest, gaat Luther anders les geven. Hij voelt de taak om de universiteit hervormen. Luther betoont hiermee dat hij in de eerste plaats een man van de wetenschap was en niet een man van het volk.

Kerk en staat

Er breken tien belangrijke jaren aan met veel aandacht voor staatskunde, onder andere door de Boerenoorlog. In deze tijd bestudeert Luther Psalm 127 en Prediker. Hij concludeert dat er twee rijken zijn, beide van de Heere. God regeert immers alle dingen. Het eerste rijk is het rijk van God. Hier hebben de vorsten niets over te zeggen, omdat het gaat over het hart van de mens en de leer van de kerk. Daarnaast is er het wereldlijke regiment. In het rijk van de wereld geldt net als in het rijk van God de gerechtigheid van de Heere, maar niet absoluut. Luther redeneert dat alles wat een mens goed doet in de ogen van God niets is. Maar in het rijk van de wereld is dit anders. Daar heeft een mens wel rechten.

Wanneer een vorst iets gebiedt dat tegen Gods wil ingaat, mag het volk niet gehoorzamen. Zij moeten vervolgens wel gewillig de consequenties dragen. Luther stelt dat de gelovigen, omdat zij de mond van de Heere zijn, de vorst mogen en moeten vermanen. Maar in opstand komen is niet geoorloofd. In het rijk van de wereld moet door uiterlijke middelen het recht van God worden gehandhaafd. Dat kan alleen als beseft wordt dat de wortel van het recht de gerechtigheid van God is.

De foto’s zijn gemaakt door Sander Nipius. @SanderNipius